Voor een beschrijving van het proces van boom tot schaal verwijs ik u graag naar mijn andere website www.houtenschalen.nl onder Proces waar veel informatie, foto's en zelfs een film staan over hoe ik van een boom een schaal maak.
Een stuk boomstam in een houten vaas veranderen zal ik beschrijven in negen stappen:
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Het maken van een houten vaas begint met een geschikte boom. Voor mijn vazen worden enkel bomen gebruikt die toch al omgezaagd moesten worden, ook ik vind een boom het mooist als hij levend het landschap verrijkt.
Voor een vaas moet de boom qua afmetingen passen. Ideaal is een diameter tussen de 50-80 centimeter. Daaronder is er minder ruimte om de vaas goed uit te lijnen in de boomstam, daarboven wordt transport problematisch - vervoer per aanhanger wordt dan lastig. Verder moet de boom uiteraard niet al te rot zijn van binnen en niet in dunne plakjes gezaagd zijn.
Dit zijn twee zeer grote stammen plataan voor de werkplaats. De kopse kant is met witte houtlijm ingesmeerd om het onvermijdelijke barsten wat te vertragen. Deze stammen werden gelukkig tot hier gebracht, zelf kan ik zoiets niet vervoeren.
Vrijwel elk hout kan op de draaibank verwerkt worden. Iedere houtsoort heeft een aantal kenmerken die voor het maken van een vaas van belang zijn:
Zo zijn er houtsoorten die op veel punten goed scoren, zoals robinia. Dat heeft een interessant kleurverschil, is hard, voelt eigenlijk altijd droog aan, ook als het net gekapt is, verkleurt niet aan de lucht en nauwelijks door zweet (omdat het zo droog aanvoelt, denk ik), maar laat zich wel goed roken met ammonia en werkt niet veel tijdens het drogen. Ook iepen is een prachtige houtsoort: het heeft een prachtig kleurverschil en is erg taai, waardoor het bijna niet barst. Wel stinkt het - vers iepen heeft een stallucht.
Eiken is al wat lastiger, omdat het wel gemakkelijk verkleurt door zweet: even aanraken met de hand en de volgende dag staan er zwarte vingerafdrukken op. Bovendien splijt het gemakkelijk tijdens het drogen (vandaar dat het als brandhout gevraagd is: het klooft gemakkelijk) zodat vazen lastig heel te houden zijn. Beuken verkleurt niet, maar vervormt wel erg tijdens het drogen, er is een duidelijk risico op barsten. Soms kan beuken echter, door schimmels in de boom, een prachtige tekening hebben.
Werken tijdens het drogen hoeft geen nadeel te zijn als het hout maar niet te gemakkelijk scheurt. Appelhout bijvoorbeeld werkt net zo veel als eiken, maar de vezels plakken veel meer aan elkaar, zodat ik interessante kromme vazen kunt maken, die bij eiken in stukken uit elkaar vallen.
Hout met veel vocht en bovendien nog hars, zoals van een spar of een den, laat zich lastig draaien - de hars komt op mijn gezichtsmasker en aangezien daar geen ruitenwissers op zitten, moet dat zeer regelmatig schoongemaakt worden van kleverige hars.
Harsgangen, zoals ik ze in douglas meegemaakt heb, betekenen dat het hout opeens kan splijten, omdat ergens binnenin de stam een laagje hars tussen 2 jaarringen zit over een behoorlijk oppervlakte. Aangezien zoiets van buiten niet goed zichtbaar is, kan dat wel eens een surprise zijn tijdens het draaien, omdat ik er dan vlak bij sta terwijl het uit elkaar spat. Hier heeft mijn gezichtsmasker wel eens goede diensten bewezen.
Voor vazen heb ik goede ervaringen met robinia, iepen, essen, taxus en appelhout. Eiken, populieren en vuren zijn lastiger gebleken.
Als beuken ziek worden, komen er soms schimmels in die een zeer mooi patroon in het hout maken. Verschillende schimmelpopulaties proberen hun gedeelte van het hout af te schermen tegen andere populaties en markeren de grens met chemische stoffen die zwarte lijnen maken.
Voor de buitenkant van een vaas gebruik ik normale gutsen. Ik heb bv. een brede en een smalle Duitse guts van CHWO en een Mario Rodriguez 3-in-1 guts van Ashley Iles, of, als de vaas dwars uit een boom komt, een normale schalenguts. Voor de binnenkant zijn er speciale beitels om diepe vazen in kops hout uit te hollen. De Rolly Munro uitholbeitel is commercieel verkrijgbaar, maar bij alles behalve hout dat nat en recht van draad is, verstopt die gemakkelijk. Hardmetalen ronde wisselplaatjes op rechte of gebogen beitels verstoppen nooit, maar zijn niet altijd even subtiel bij het draaien (ze halen gemakkelijk te veel weg, dus voorzichtig werken is noodzakelijk). De beste is de Pit Bull van een Zwitserse houtdraaier. Bekijk hem op Youtube in actie of hier in de tweede helft van de film.
In de eerste film wordt een lineair lager gebruikt om de Pit Bull te ondersteunen, in de tweede een gewone leunspaan. Ik heb een tussenvorm: een extreem lange leunspaan, van extra stevig Hardox-500 staal, doorsnede 50x30 mm, die plat van boven is en zo'n 45 cm diep de vaas in gestoken kan worden. Mede omdat ik leunspanen met een as van 52 mm kan gebruiken, is dat stevig genoeg.
Voor het eerste gat aan de binnenkant heb ik een metaalboor van 48 mm doorsnede met 450 mm boorlengte, en voor het afwerken van de binnenkant een plaatje HSS op een lange ijzeren staaf als schraper. Doel van de schraper is de groeven uit de binnenkant te halen zodat het schuren van de binnenkant zo min mogelijk nodig is.
Voor de buitenkant van deze vaas in dwarshout gebruik ik een gewone schalenguts. Bij grof draaiwerk komen en flinke krullen af.
Om bij het uithollen om de hoek te kunnen komen, zijn er beitels met een bochtje.
Bij de buitenkant staat vooral het proces om de juiste vorm voor een vaas uit dit stuk hout te vinden centraal. Het draaien op zich is meestal geen uitdaging: Ik ka overal goed bij. De eerste stap is het wegdraaien van alles wat niet in de vaas moet zitten - meestal de schors en de meeste inkepingen in de stam. Daarna is de stam rond, en kan de snelheid omhoog voor het draaien van een voet voor in de vierklauw. Zodra de vaas met de voet in de vierklauw vast zit, kan er ook met volle kracht gedraaid worden en zal de vaas niet meer los komen voordat hij op de afwerking van de voet na klaar is.
De juiste vorm is in ieder geval een vorm met een mooie vloeiende kromming er in. Vazen bestaan met de grootste diameter onderaan of bovenaan, met een randje bovenop of juist niet, vrijwel recht of bijna als een bol, maar altijd vloeiend. Het uiterlijk van de vaas in samenhang met de tekening en kleuren wordt nu bepaald. Die tekening is vaak ook de grootste drijfveer voor een bepaalde vorm.
Het beginpunt van de vorm is meestal het bepalen waar de grootste diameter zit, en dan daarvandaan naar links en naar rechts een vloeiende, doorlopende vorm draaien. Maar alles is afhankelijk van de tekening in het hout, die nu te voorschijn komt.
Hier ontstaat een vloeiende vorm in de buitenkant van deze vaas. Duidelijk is te zien dat de krullen ook aanzienlijk kleiner zijn dan hierboven.
Bij de binnenkant wordt eerst over de gehele diepte van de vaas een gat geboord met een 40 mm metaalboor, omdat de uitholbeitels beter werken om naar de buitenkant toe uit te hollen. Ook bij een draaiende vaas staat het hout in het midden namelijk bijna stil.
om te voorkomen dat de hefboom van het gereedschap te groot wordt, heb ik speciale leunspanen die diep de vaas in komen.
De binnenkant wordt in stappen uitgedraaid naar de definitieve wanddikte, meestal in gedeeltes van zo'n 10-15 cm dieper elke keer. Dit zorgt er voor dat het hout steeds ondersteund wordt door een dikker gedeelte verderop. Voor het uitdraaien van zo'n gedeelte wordt de vaas zeker elke minuut stilgezet om houtsnippers er uit te halen - netto ben ik daar meestal meer tijd mee kwijt dan met het houtdraaien zelf. Hoe dieper de vaas, of hoe kleiner de opening, hoe lastiger het uitdraaien wordt - ik zie maar weinig in zo'n vaas, en zeker als ik draai belemmeren de krullen alle zicht. Het is een proces van vaas leegmaken, meten of ik over de hele lengte evenveel moet weghalen, goed kijken waar ik moet beginnen, op gevoel een stukje draaien en dan weer leegmaken.
Als een gedeelte het draaiwerk klaar is, gebruikt ik de schraper om de binnenwand zo glad mogelijk te maken. De controle of de wanddikte klopt, doe ik met een voeler. Voor het begin een gewone, voor diepe vazen onderin zelf gemaakte, die ik in meerdere modellen zelf uit 5 mm aluminiumplaat uitgezaagd heb.
Hoe dieper ik in een vaas werk, hoe moeilijker het wordt te zien wat er gebeurt. Uiteindelijk wordt het een kwestie van werken op gevoel..
Uiteraard is het veelvuldig meten van de wanddikte belangrijk.
Bij het schuren staat altijd de stofafzuiging aan. Dit is een vrij groot model (3 pk) met 2 fijnstoffilters. Ik heb er een cycloon voor gebouwd, zodat er zo min mogelijk stof in de fijnstoffilters (en de zakken daaronder) terecht komt en de afzuigprestaties optimaal blijven. Vanaf de cycloon loopt een 160 mm pijp naar de draaibank, waar 2 niet gelijmde bochten samen met verschillende schuin afgezaagde buizen er voor zorgen dat ik de zuigmond redelijk dicht bij het werk op de draaibank kan draaien. Verder draag ik tijdens het schuren altijd een gezichtsmasker van North met stoffilter en accu op de rug, zodat ik het schuurstof niet zelf inadem. Dit gezichtsmasker is van dezelfde fabrikant als het gezichtsmasker dat ik normaal draag om me te beschermen tegen krullen, losse stukken schors en andere ongemakken.
Schuren doe ik zoveel mogelijk met een machine, want omdat het werkstuk op de draaibank steeds om dezelfde as draait, is met de hand schuren niet zo effectief - je schuurt steeds parallel aan de groeven die het gereedschap hebben achtergelaten, terwijl een draaiende schijf in een boormachine daar haaks op werkt - wat veel sneller gaat. Nadeel is wel dat tijdens het schuren er vrij veel lawaai is, door de afzuiger en de boormachine.
Het schuren van nat hout kan op twee manieren: nat, dus bij lage snelheid steeds het werkstuk en het schuurpapier nat houden. Omdat dat met lage snelheid moet, kan het niet goed machinaal en het is nogal een geklieder. Daarom schuur ik bij voorkeur droog, wat betekent dat ik het oppervlakte van het hout indien nodig met een verfbrander droog. Daarna mag de vaas nog steeds niet zo hard draaien dat vocht van onder het oppervlakte naar buiten geslingerd wordt, dus dat drogen wordt naar behoefte herhaald. Mocht een schuurschijf tussentijds vollopen, dan is schoonblazen met de compressor verbazend effectief, maar desondanks wissel ik nog regelmatig van schuurpapier, conform het motto 'schuurpapier moet je gebruiken alsof het door iemand anders betaald wordt'.
Ik schuur met schijven van 75 mm, 125 mm en 150 mm - hoe scherper de ronding, hoe kleiner de schijf - aan een kleine boormachine of aan een hoekboormachine. Ik schuur afhankelijk van de noodzaak van met korrel 80/120/180/240/320. Soms ga ik daarna nog verder met schuurvlies in korrel 400/800/1200/2000/4000. Bij hard hout kan ik het hout zo glimmend afwerken.
Schuren maakt een wolk van stof. Op de draaibank is een stapel met al gebruikte schuurschijven en nog te gebruiken schuurschijven te zien. Rechts in beeld de buis van de afzuiger, boven in beeld het gezichtsmasker.
Ik draai vazen bij voorkeur uit een nat stuk boom, want het vocht in het hout helpt om het houtdraaien gemakkelijk te maken - het smeert de beitel, beperkt stof en geluid tijdens het draaien en voorkomt dat vezels gemakkelijk uitgerukt worden. Dat betekent dat de vaas, als hij klaar is, uit nat hout bestaat. Dat moet gedroogd worden of liever, het zal vanzelf drogen als ik hem binnenshuis plaats. Bij het drogen van hout zal hout werken. Hoeveel hangt af van de houtsoort en ook van de snelheid van het drogen. Als je een stuk nat hout op een warme radiator zet, zal bijna elk hout barsten. Vandaar dat ik mijn vazen eerst in een onverwarmde ruimte of, bij kritische vazen, in de onverwarmde werkplaats laat drogen. Wel is het zo dat het hout zo snel moet drogen, dat er geen schimmel groeit.
De houtsoort bepaalt of de combinatie tussen vorm, tekening en wanddikte van de vaas droogt zonder barsten.
Tijdens het drogen ontstaan er wel eens scheuren. Die zijn er in twee soorten: de scheuren die ontstaan omdat de buitenkant sneller droogt dan de binnenkant en die bij het verder drogen van de binnenkant ook weer verdwijnen, en de scheuren die niet meer verdwijnen. Als scheuren na het drogen door en door zijn en niet goed passen bij de tekening van de vaas, vul ik ze op. Meestal in een contrasterende kleur, zoals zwart.
Hout is mooi, hout met olie is nog mooier: de kleur wordt warmer, het contrast wordt groter, de dieptewerking van de tekening neemt toe, het hout is beschermd tegen vette vingers en het ruikt nog lekker ook!
Walnotenolie is een drogende olie, die bovendien simpel aan te schaffen is en geen vreemde ingredienten bevat. Om de olie iets te verdunnen gebruik ik sinaasappelolie. Dit zorgt er voor dat de olie beter in trekt. Olie geeft het hout een prachtige warme kleur. Als het hout is wat vrij wit is, heb ik ook dezelfde olie met wat wit pigment er in (titaandioxide) - een hele algemene witte kleurstof die in de natuur voorkomt, niet giftig is en goed dekkend is. Hij zit bijvoorbeeld ook met nummer E171 in tandpasta.
De voordelen van olie boven lak zijn dat het gemakkelijk aan te brengen is zonder spuitcabine, ook gemakkelijk bij te werken is en dat er uitsluitend natuurlijke materialen gebruikt worden. Ook met olie kan ik een vaas glimmend afwerken, bij hard genoeg hout kan ik het hout polijsten met schuurvlies tot korrel 4000, bij minder hard hout moet het met veel lagen olie. Gelukkig vind ik mat hout over het algemeen mooier.
Walnotenolie is een prima bescherming tegen vette vingers of vochtige lapjes, maar niet tegen permanente nattigheid of of weer buiten. Mijn vazen zijn bedoeld voor binnen - bij gebruik voor bloemen in water moet er een binnenvaas in, bijvoorbeeld van glas, of een andere absoluut waterdichte binnenvaas. Gebruik buiten raad ik af, de temperatuur en luchtvochtigheid zijn te wisselend en de vaas zal vrijwel zeker gaan werken en (dus) barsten.
Zonder olie is het hout mooi, maar de echte schoonheid is onzichtbaar.
Met olie is het hout opeens veel mooier.
Een mooie vaas kan ik alleen met de buitenwereld delen met een paar goede foto's - scherp en correct van kleur. Het doel is om elke foto gelijk goed te nemen, want nabewerken kost veel tijd.
Voor die foto's heb ik een fotohoek, bestaande uit een lage tafel van ongeveer 100x100 cm, met zwarte matte stof hangend in de achtergrond en over de tafel. Bij de tafel ligt altijd een zachte borsten om stofjes van de stof of het object af te vegen - veel gemakkelijker dan stofjes weghalen in het fotoprogramma. Verder zijn er 3 studiolampen (type spaarlamp) links, rechts en hangend er boven. Om details vlak bij de tafel uit te lichten zijn er nog 2 kleine led-paneeltjes, die zorgen dat voet van de schaal/vaas niet in schaduw verdwijnt. De camera, een Canon 50D met 18-55 mm standaardlens, staat altijd op een statief en wordt bediend met een afstandsbediening via een kabeltje..
Bij het maken van een foto kijk ik al op de camera of er een gedeelte overbelicht is. Zoja, dan draai ik een lamp een beetje weg - aan een foto met een grote witte vlek heb ik niet zo veel. Verder zorg ik er voor dat de schaal/vaas vrijwel beeldvullend in beeld is. Als laatste maak ik natuurlijk foto's die een goede indruk van de schaal/vaas geven, dus qua tekening en vorm.
Ik stel de camera vrijwel altijd in op een vast, klein diafragma, bv. F22 - de sluitertijden worden dan langer, maar dat is op een statief geen probleem. Alleen bij het fotograferen van een glimmende vaas wordt het lastig, daar zitten vaak punten in die toch te veel reflecteren en overbelicht zijn, en dan ga ik spelen met de belichting en de camera. Ook het fotograferen van zwarte schalen, en zeker het fotograferen van glimmend zwarte schalen, is lastig.